Karakteristieken
Zomerpolders met drinkdobben, kwelders en kwelderwerken.

Bijzonderheden
Belangrijk broed-, foerageer- en pleistergebied voor vogels.

Ligging
Gemeenten Het Bildt, Ferwerderadeel en Dongeradeel, tussen Zwarte Haan en Holwerd.

Toegankelijkheid
Het Noorderleeg is, met uitzondering van twee gemarkeerde wandelroutes, in het broedseizoen van 15 maart tot 1 juli afgesloten voor het publiek. Door de buitendijkse polder van Ferwerderadeel loopt eveneens een wandelroute. Tevens is het gebied goed te overzien vanaf de zeedijk en de zomerdijken.

Informatie
In het bezoekerscentrum op de terp van Hogebeintum is een expositie over Noard-Fryslan-Buyendyks ingericht.

Geschiedenis
Hoe natuurlijk het kwelderlandschap ook mag lijken, het heeft zijn huidige vorm te danken aan menselijke activiteit. In het steeds veranderende getijdengebied hebben al eeuwenlang landaanwinningswerken plaatsgevonden. Aanvankelijk op kleine schaal door boeren langs de zeedijk die zo hun bezit wisten uit te breiden, en later op grotere schaal door het rijk, dat deze werkzaamheden in het kader van de werkverschaffing liet voortzetten. Ter herinnering aan de slikwerkers die dit zware werk (ezelsbokkewurk) onder soms barre omstandigheden moesten verrichten, staat er bij Zwarte Haan een monument.
Noard-Fryslân Bûtendyks kwam sterk in de belangstelling te staan toen het Deltaplan, dat voorzag in het verhogen van de zeedijken, ook in Friesland moest worden uitgevoerd. Van agrarische zijde werd sterk aangedrongen op de aanleg van een geheel nieuwe zeedijk langs de koppen van de landaanwinningswerken. Hierdoor zou het gehele buitendijkse kwelder- en slikkengebied voorgoed worden ingepolderd en in een vruchtbaar akkerbouwgebied kunnen veranderen. Dit plan werd door velen gezien als een grote aantasting van het uiterst waardevolle en zeldzame natuurgebied van de wadden en er werd gepleit voor verhoging van de bestaande zeedijk. Na een lange belangenstrijd, waarbij nog verschillende alternatieven in beeld kwamen, werd uiteindelijk tot in hoogste instantie beslist tot uitvoering van de laatste variant, waardoor het gehele buitendijkse gebied werd gespaard. Toen eenmaal was besloten tot behoud van het buitendijkse landschap, werd al spoedig duidelijk dat een integraal op natuurbehoud gericht beheer het best zou kunnen worden gerealiseerd als het gehele gebied in bezit zou komen van een natuurbeschermingsorganisatie. Hiervoor kwam It Fryske Gea in aanmerking. Via aankoop van een aantal losse kavels, en vooral door de aankoop in 1996 van alle aandelen van de meer dan honderd jaar oude BV Het Noorderleegsbuitenveld, heeft It Fryske Gea momenteel ongeveer de helft van het aan te kopen buitendijkse gebied in bezit.

Zonsondergang Noard-Fryslan Butendyks. Bron: It Fryske Gea

Rijk geschakeerd vogelparadijs op de grens van land en zee
Overal waar men de hoge zeedijk beklimt tussen Zwarte Haan en de pier bij Holwerd, opent zich een weids landschap. Leeg lijkt het land, zo ver het oog ook reikt. Leeg. Geen gebouwen, geen boomgroepen en geen hoogspanningsmasten. Aan de einder is Ameland zichtbaar bij helder weer. Voor de zeedijk liggen de zomerpolders die als weiland en voor een klein deel ook als bouwland in gebruik zijn. Alleen bij zeer hoge vloed worden deze zomerpolders nog door het zeewater overstroomd. Om in geval van een overstroming toch over zoet drinkwater voor het vee te kunnen beschikken, zijn vlak voor de zeedijk tientallen drinkdobben aangelegd, elk omgeven door een ringdijk. Helaas zijn bij de recente dijkverhoging verscheidene van deze karakteristieke drinkpoelen verdwenen. De overgebleven dobben hebben na aanleg van een waterleiding hun functie grotendeels verloren. In de zomerpolders van het Noorderleeg, maar veel verder van de dijk verwijderd, liggen drie grote dobben, elk omgeven door een hoge ringdijk: de Westerdobbe, de Oude dobbe en de Oosterdobbe. De zomerpolders zijn in het algemeen zeer vruchtbaar; er is ook jarenlang kunstmest gebruikt. De plantengroei bestaat dan ook in hoofdzaak uit cultuurgrassen, zoals ook in binnendijkse kleiweilanden het geval is. In de slootjes en dobben ziet men nogal eens Schedefonteinkruid, Zannichellia of Snavelruppia. Op de toegangsdammen vindt men op diverse plaatsen de inmiddels zeldzame Zeegerst. Boeiender dan die in de zomerpolder, wordt de vegetatie in de richting van de zee. Vanaf de zomerdijk gaat de hoge kwelder geleidelijk over in de lage kwelder, die weer overgaat in soms eindeloos lijkende slikvelden. De sporen van de nu gestaakte landaanwinningswerken zijn op veel plaatsen nog aanwezig in de vorm van de haaks op de kust staande rijshoutdammen en het regelmatige patroon van greppels en sloten dat er nog duidelijk herkenbaar is. Op de laagste delen van het slik is geen plantengroei; er bestaat hier nauwelijks een grens tussen land en water. Wordt het slik iets hoger en valt het bij eb meestal droog, dan verschijnt er de pioniervegetatie van Zeekraal en Engels slijkgras. Geleidelijk gaat dit hogere slik over in een lage kwelder met een meer gesloten plantendek. Spectaculair zijn deze planten meestal niet, maar boeiend zijn ze wel: vaak vormen de verschillende soorten een mozaïek van kleuren, veroorzaakt door subtiele verschillen in hoogte en bodemgesteldheid. Enkele soorten die de vegetatie kleur geven zijn – naast Zeekraal – Schorrekruid, Spiesmelde, Gewone zoutmelde, Zeeweegbree, kweldergrassoorten, Melkkruid, Aardbeiklaver, Zeealsem en op de hogere kwelder soorten als Rood zwenkgras, Herfstleeuwentand, Zilverschoon en Madeliefje. Ze geven elk een eigen kleur aan dit speciale landschap. Ook in de herfst blijven deze kleurvlakken lang aanwezig: het bruinrood van de Zeekraal en het zilver van de Zeealsem valt al van verre op. Op sommige plaatsen, bijvoorbeeld langs de pier bij Holwerd, geeft de Zulte of Zeeaster in de nazomer een prachtige lila-paarse gloed. In het voorjaar kan langs de slenken het witbloeiende Engels lepelblad een fraai accent geven. Voor vogelaars is Noard-Fryslân Bûtendyks een bijzonder rijk gebied. Er zijn goede waarnemingen te doen en verrassingen zijn hier nooit uitgesloten. Behalve midden in een strenge winter, als het gebied in een ijzige verstarring ligt, kan men rekenen op een steeds wisselende vogelbevolking in meest zeer grote aantallen. Deze vogelrijkdom is vooral te danken aan de grote voedselrijkdom van kwelder en slik. Verder zijn de uitgestrektheid van het gebied en de heersende rust van grote betekenis. Het Waddengebied ligt aan de zeer belangrijke westelijke trekroute langs de kustlijn, waarlangs enorme aantallen vogels jaarlijks hun weg zoeken van Canada en West-Siberië naar Mauritanië en Guinee Bissau of nog verder – en weer terug. Voor veel vogelsoorten liggen de kwelders en slikvelden van het Noorderleeg en de andere Buitenvelden ongeveer halverwege hun route. Ze vinden hier gelegenheid om in korte tijd hun reserves weer op peil te brengen, voor ze hun lange reis van vierduizend kilometer of meer voortzetten. Andere soorten blijven hier veel langer, soms het hele winterhalfjaar.
Opvallende pleisteraars zijn de ganzen, vooral Rotgans en Brandgans, die bij tienduizenden kunnen grazen op de kwelders en de zeekraalslikken. Van de Rotgans vertoeft in dit gebied soms een vijfde deel van de wereldpopulatie, daarnaast komt de Smient in zeer grote aantallen voor. Meerdere soorten steltlopers verblijven hier veel korter. Ze weten zich vooral te voeden met de onvoorstelbare hoeveelheden kleine ongewervelde diertjes in het slik, zoals slijkgarnaaltjes, zeeduizendpoten, krabbetjes en dergelijke. Ook Nonnetje en Kokkel vormen een rijke voedselbron. Andere soorten zoeken het meer tussen de vegetatie, waar spinnetjes, mijten, kreeftjes en kevers kunnen worden gevonden. Er valt in dit zilte milieu genoeg voedsel te bemachtigen; er zijn hier rond de 1500 soorten geleedpotige diertjes bekend. Boeiend zijn steeds weer de dagelijkse verplaatsingen van de op het slik foeragerende vogelgroepen. Bij afgaand water verspreiden de vogels zich over het uitgestrekte wad en bij opkomend tij concentreren ze zich in grote groepen op de hoogwatervluchtplaatsen en de hoge kwelder. Het zijn vooral kluten, krombekstrandlopers, zwarte ruiters, kanoetstrandlopers, tureluurs, zilverplevieren, rosse grutto’s, goudplevieren, wulpen en bonte strandlopers, die zich hier – afhankelijk van het seizoen – massaal ophouden en elk hun voorkeursbiotoop hebben om te foerageren.
De vogelaar raakt in de trektijd nooit uitgekeken en ook voor wetenschappelijk onderzoek is het gebied van belang. Wetenschappers hebben verschillende soorten bestudeerd: in hun broedgebied in het hoge noorden, tijdens hun tussenstop op de kwelders en gedurende hun verblijf in West-Afrika. Zo hebben ze een beeld gekregen van de geweldige prestaties die deze kleine vogels moeten leveren. Ook is gebleken hoezeer deze trekkers afhankelijk zijn van ons waddengebied. Ze brengen er hun energiebalans op peil tijdens hun energieverslindende tochten van Afrika naar Siberië en omgekeerd.

Door de uitgestrektheid en rust van het buitendijkse gebied komt er ook een rijke broedvogelpopulatie voor. In de zomerpolders bestaat deze vooral uit de bekende weidevogelsoorten. Op de kwelders (ook op de lage kwelder) voelen kolonievogels zich thuis: Kokmeeuw, Zilvermeeuw, Kluut, Visdiefje en Noordse stern. Meer verspreid broedt de Tureluur, terwijl ook de Gele kwikstaart in tientallen paren voorkomt. In 1998 werden meer dan elfduizend broedparen kweldervogels vastgesteld. Deze grote aantallen vogels lokken uiteraard weer roofvogels. In de trektijd en in de winterperiode is de Slechtvalk een geregelde gast, maar ook de Blauwe kiekendief, Buizerd, Ruigpootbuizerd en Torenvalk jagen er.

Zilvermeeuw en Kokmeeuw. Bron: It Fryske Gea

Beheer
Vastelandkwelders zijn schaars geworden in het Waddengebied. Op grond van nationale- en internationale afspraken is het toekomstige beleid en beheer vooral gericht op het verkwelderen van de zomerpolders in Noard-Fryslân Bûtendyks. Dat wil zeggen dat het zoute water van de Waddenzee meer invloed krijgt in het gebied, waardoor flora en fauna ingrijpend zullen veranderen ten opzichte van de huidige situatie in de zomerpolders. In de komende jaren zal een proefverkweldering worden uitgevoerd in de buitenste zomerpolder van het Noorderleeg, een gebied van circa 135 ha. Er wordt op termijn naar gestreefd, om een aaneengesloten natuurlijk kwelderlandschap te laten ontstaan in het buitendijks gebied tussen Zwarte Haan en de pier van Holwerd. In de toekomst zal het beheer bestaan uit een zorgvuldig gekozen beweiding, om daarmee het natuurlijke mozaïek in de vegetatie te bevorderen en grootschalige verruiging te voorkomen. It Fryske Gea is ervan overtuigd dat dit kwelderproject een uiterst waardevolle bijdrage zal leveren aan een duurzaam behoud van het Waddengebied. Uiteraard wordt er nu al en zal er ook in de toekomst uitgebreid aandacht worden geschonken aan recreatief medegebruik van het gebied en aan voorlichtingsactiviteiten.